top of page

Jason Moran’s ode aan Monk keurig en ’n tikkie curieus

Jason Moran - In my mind: Monk at Town Hall 1959

Muziekgebouw aan ‘t IJ i.s.m. het Bimhuis, 9 maart 2012
beeld: Jon Vachon
door: Kees Schreuders

​gepubliceerd in: Jazzenzo

 

Thelonious Monk werd in het begin van zijn carrière nauwelijks serieus genomen, totdat dit halverwege de  jaren vijftig zonder al teveel aanleiding ineens kenterde en hij als genie werd onthaald. Hij deed wat hij altijd al deed, creëerde zijn eigen muzikale universum met stride-speeltechnieken als basis en speelde korrelige, asynchrone, hinkstapimprovisaties en -composities.

  

Hooguit cultiveerde hij zijn imago van introverte en eigenzinnige zonderling wat uitgesprokener.  In 1959 kreeg hij de gelegenheid om met een tentet op te treden. Samen met Hall Overton arrangeerde hij een aantal van zijn composities en in enkele gevallen werden ook de improvisaties uitgeschreven (bijvoorbeeld van ‘Little Rootie Tootie’). Dit legendarische optreden vond uiteindelijk zijn weerslag in het album ‘The Thelonious Monk Orchestra at Town Hall’.

In opdracht van diverse culturele instellingen werd Jason Moran vijf jaar geleden, ter gelegenheid van de herdenking van Monk’s 90e verjaardag, gevraagd het ‘Town Hall’ -concert te herscheppen. Moran koos voor een conceptuele aanpak met audio- en videofragmenten, in combinatie met een eigen interpretatie van de composities - of flarden ervan - met nagenoeg hetzelfde instrumentarium als op het album.

Het beeldmateriaal dat op een groot scherm achter het orkest wordt vertoond, bestaat uit collage-achtige beelden, waarbij is geput uit het beeld- en audio-archief van W. Eugene Smith. Daarin zijn onder meer de voorbereidende gesprekken tussen Monk en Hall Overton over het Town Hall-concert opgenomen.

Galm
Het Muziekgebouw aan ’t IJ is nagenoeg gevuld, maar akoestisch gezien een maatje te grootvoor dit initiatief. Er zit iets teveel galm in de zaal, waardoor de articulatie van de instrumenten op zich en in samenhang met elkaar, enigszins verloren gaat. We kunnen eigenlijk niet spreken van een concert, maar beter over een audiovisuele voorstelling.

Dat heeft als gevolg dat er een behoorlijk strak keurslijf wordt gevolgd met weinig interactie en het evenement  nogal afstandelijk en academisch blijft. Sporadische momenten van inspiratie en bevlogenheid zijn er in de solo’s van altsaxofonist Jason Yarde, Moran op piano en de prettig ongedurige, schetterende solo’s van trompettist Byron Wallen. De arrangementen zijn geschraagd op vier secties: piano, ritme, rietblazers (tenor- en altsax) en de koperblazers (trompet, trombone en tuba).

Komisch audiofragment is de conversatie tussen Overton en Monk over de klank, terwijl de musici het podium verlaten. Monk wil het simpel en speels en het zeker niet zoals een big band laten klinken, dat vind hij te stijfjes… Tijdens de compositie, geïnspireerd op â€˜Monk’s Mood’, vertelt Moran in tekst op het scherm hoe hij voor het eerst ‘Round Midnight’ hoorde en besloot pianist te worden. Zo wordt duidelijk dat de focus van de voorstelling draait om Morans herinneringen aan en invloed van Monk.

Te keurig
Als voorstelling is het project redelijk geslaagd en curieus. Als concert is het te keurig en liet het kansen liggen doordat het enigszins in een cultureel verantwoord concept bleef hangen. Dit in tegenstelling tot de aardse, no-nonsensmentaliteit van Monk, die vrijheid nam of creëerde waar mogelijk. Bij vlagen was dat voelbaar en herkenbaar, maar het optreden wist je niet naar ‘binnen’ te trekken. Jammer. Dit orkest was waarschijnlijk in een recht-toe-recht-aan-optreden beter tot z’n recht gekomen.

Na een fijne uitvoering van ‘Little Rootie Tootie’ werd als finale de mars ‘Crepuscule With Nellie’ gespeeld, waarbij het orkest het podium verliet en achtervolgd door het publiek, al spelend door de zaal naar de foyer liep.

 

bottom of page